English-Dutch translations for root

• wortel
  We moeten stroperige bureaucratie tot de wortel uitroeien. We must root out sluggish bureaucracy.
  Daarmee wordt het kwaad niet bij de wortel aangepakt. They do not get to the root of the evil.
  Zwartwerk moet bij de wortel worden aangepakt. Illicit work must be tackled at the roots.
• wroeten
• aanvuren
• administrator
• begintoon
• beheerder
  Hoewel deze fondsen niet direct aan de basis liggen van de financiële crisis, mogen hun beheerders niet ontsnappen aan de noodzaak alle financiële dienstverleners aan regelgeving te onderwerpen. Although these funds are not directly at the root of the financial crisis, their management must not escape the need to regulate all actors in the financial services.
• finalis
• graven
• juichen
• machtswortel
• neuken
• neukpartij
• nulpunt
• poepen
• radix
• rommelen
• slottoon
• stam
• supporteren
• wippen

Definition of root

• from a byname from
• for a rote -player

Related words

• beetroot
• rootstock
• arrowroot
• uproot
• grassroots
• taproot
• uprooting
• uprooted
• coralroot