Spanish-Dutch translations for aprender

lerenTerecht, maar we kunnen er wel veel van leren. Veel van leren, juist voor die toekomst. Aprender mucho del pasado, precisamente para ese futuro. Het is zaak dat we van elkaar leren. Tenemos que aprender unos de otros. We moeten van onze fouten leren. Tenemos que aprender de nuestros errores.
aanleren
We moeten de democratie op andere manieren aanleren. Necesitamos nuevas formas de aprender democracia. Kinderen en jongeren moeten goede eetgewoonten aanleren en melk met zijn proteïne- en calciumgehalte is daar een belangrijk onderdeel van. Los niños y los jóvenes debe aprender sanos hábitos alimenticios y la leche con su contenido en calcio y proteínas forma parte muy importante de éstos. Indien de Commissie het voorstel van het Parlement, om het budget van 90 miljoen tot 500 miljoen euro te verhogen, volgt, kan elk kind goede eetgewoonten aanleren vanaf een jonge leeftijd. Si la Comisión apoya la propuesta del Parlamento de aumentar el presupuesto de 90 a 500 millones de euros, todos los niños podrán aprender buenos hábitos alimenticios desde una edad temprana.

ervaren
Het was voor hen een bittere pil te moeten ervaren dat vrede zonder vrijheid maar een halve bevrijding van het totalitaire juk betekende. Tuvieron que aprender de la amarga experiencia de que la paz sin libertad equivale solo a una liberación parcial del yugo de la injusticia totalitaria.
op de hoogte gesteld worden
te weten komenWe moeten meer te weten komen over interculturele vaardigheden en die overdragen op onze burgers. Necesitamos aprender sobre las competencias interculturales y enseñarlas a nuestros ciudadanos. Om te zorgen dat deze verordening kan functioneren, moeten we eerst onderzoeken en meer te weten komen over de praktijken in de lidstaten. Para que este reglamento funcione, en primer lugar, tenemos que estudiar y aprender más acerca de las prácticas de cada Estado miembro.
vernemen