Spanish-Dutch translations for español

Spaans
U heeft als een Spaans socialist gesproken. Usted ha hablado como socialista español. Mijnheer de Voorzitter, ik kan Spaans spreken. Señor Presidente, puedo hablar en español. Uw Spaans is indrukwekkend, mijnheer Hannan. Su español es impactante, señor Hannan.
Spanjaard
U bent Spanjaard, mijnheer Solana. U komt uit een groot land. Es usted español, es usted de un gran país, Sr. Solana. En daarom vier ik, ook als Spanjaard, het historische feit van de toetreding van Roemenië. Por consiguiente, también como español, celebro el hecho histórico de la adhesión de Rumanía. Ja, de twee Spanjes van Larra en Machado waren weer terug, en bij iedere Spanjaard deed een van de twee Spanjes hem of haar de rillingen over de rug lopen. Sí, volvían las dos Españas de Larra y Machado, y a cada español una de las dos Españas le heló el corazón.

Spaanse
De Spaanse taal wordt gesproken door 850 miljoen mensen. El español es hablado por ochocientos cincuenta millones de personas. De Spaanse rechterlijke macht heeft deze kandidaten echter uitgesloten. El Poder Judicial español también las ha prohibido. Betreft: Ontslag van een hoge Spaanse ambtenaar Asunto: Cese de un alto funcionario español