Portuguese-Dutch translations for italiano

• Italiaans
  Er wordt ook Italiaans gesproken. Em São Marinho, fala-se italiano.
  Ook ik ben geen Italiaans woordvoerder. Também eu não sou um orador italiano.
  Daarom spreek ik vandaag in het Italiaans. Consequentemente, expresso-me hoje em Italiano.
• Italiaan
  Er wordt ook Italiaans gesproken. Em São Marinho, fala-se italiano.
  Ook ik ben geen Italiaans woordvoerder. Também eu não sou um orador italiano.
  Daarom spreek ik vandaag in het Italiaans. Consequentemente, expresso-me hoje em Italiano.
• Italiaanse
  Omschakeling van de Italiaanse vissers wat betreft bepaalde visserijactiviteiten Reconversão de certas actividades de pesca praticadas por pescadores italianos
  Hij is de Italiaanse minister van Binnenlandse zaken. O Sr. Maroni é o Ministro do Interior italiano.
  De Italiaanse ambassadeur is het land uitgezet. O embaixador italiano foi expulso.

Related words

• italianos
• soneto italiano
• sorvete italiano