Spanish-Dutch translations for notar

• bemerken
• bespeuren
• constateren
• merken
  Als ik zijn tekst vandaag zou voorlezen, zou niemand het merken. Si leyera hoy su discurso, nadie lo notaría.
  Als het Westen die betalingen zou stopzetten, zouden de normale Afrikanen het niet eens merken. Si Occidente dejara de realizar estos pagos, los africanos corrientes ni lo notarían.
• noteren
  Aan de positieve kant valt te noteren dat aan de industrie ruime overgangsregelingen worden toegekend, opdat zij aan de overeengekomen reductiedoelstellingen kan voldoen. Estamos encantados de notar, sin embargo, que a la industria se le han garantizado un régimen transitorio para la consecución de los objetivos de reducción acordados.
• opmerken
  Ik wil opmerken dat vreemdelingenhaat altijd heeft bestaan, zowel in rechtse als in linkse partijen, in alle tijdperken. Haré notar que la xenofobia siempre ha estado presente, tanto de derechas como de izquierdas, en todas las épocas.

Related words

• anotar