French-Dutch translations for tâche

• taak
  De taak die voor ons ligt is waarschijnlijk een moeilijke taak. La tâche qui nous attend sera probablement difficile.
  Dat is de taak die ons te wachten staat. C'est la tâche que nous avons devant nous.
  Uiteraard is de taak nog niet volbracht. Bien sûr, la tâche n'est pas terminée.
• opgave
  Het Parlement staat voor een grote opgave. Le Parlement est confronté à une tâche majeure.
  Dat wordt een zeer moeilijke opgave. Ceci sera une tâche très difficile.
  Een prachtige, maar ook zware opgave. Une tâche magnifique, mais difficile.
• opdracht
  Dat is de opdracht waar wij voor staan. C’est la tâche à laquelle nous devons à présent nous atteler.
  De IGC heeft een zware opdracht, maar kan die zeker tot een goed einde brengen. La tâche est énorme mais elle peut être accomplie.
  Aan die opdracht moeten wij prioriteit verlenen. Nous devons accorder la priorité à cette tâche.
• gebrek
• job
• karwei
  Wij hebben een groot karwei te klaren. Une tâche immense nous attend.
  Het was een moeilijk karwei, maar het is ons gelukt. La tâche était des plus ardues, mais nous avons réussi.
  Ik zou dit karwei echter niet alleen hebben kunnen klaren, hoe dan ook. Je pense toutefois que je n'aurais absolument pas pu accomplir cette tâche seul.
• klus
  Mijns inziens had zij de moeilijkste klus te klaren. Je pense qu'elle a dû s'atteler à la tâche la plus dure.
  Het moderniseren van Afrika is een enorme klus. La tâche de moderniser l'Afrique est énorme.
  Zoals John Bowis net al zei, was het geen gemakkelijke klus. La tâche n'a pas été facile, comme John Bowis vient de le rappeler.
• mop
• onbenul
• opgaaf
  Geen geringe opgaaf trouwens voor Raad en Commissie. C'est n'est pas une tâche minime pour le Conseil et la Commission.
• plek
• smet
• sproet
• vlek

Related words

• tache
• détacher
• attacher
• moustache
• détaché
• pistache
• tacher
• attaché
• tachelhit