German-Dutch translations for aussteigen

• afstappen afstappen
• deserteren
• overlopen
• stappen
  We moeten er komaf mee maken; we moeten eruit stappen. Wir müssen dem ein Ende machen und aussteigen.
  Enerzijds blijkt daaruit duidelijk waarmee wij vanavond bezig zijn: ervoor zorgen dat mensen in en uit een bus kunnen stappen. Mit diesem Beispiel wird ein Aspekt dessen deutlich, was wir heute abend erreichen wollen: Wir wollen sicherstellen, daß die Menschen problemlos in Busse ein- und aussteigen können.
  Eerst laten ze je uit de taxi of de auto of de bus stappen op de verkeerde plaats en als de taxi weg is, vertellen ze je dat je 400 meter moet omlopen. Erst lassen sie einen an der falschen Stelle aus dem Taxi, Auto oder Bus aussteigen, und wenn das Taxi weggefahren ist, sagen sie, man müsse noch 400 Meter gehen.
• uitgaan
• uitstappen
  Dat betekent dat de chauffeur moet uitstappen en naast de rolstoel moet gaan staan terwijl deze omhoog gaat. Das bedeutet, daß der Fahrer aussteigen und neben dem Rollstuhl stehen muß, wenn dieser angehoben wird.
  Gisteravond is een bezoekersgroep in Molsheim bij het uitstappen uit de bus overvallen. Gestern abend ist eine Besuchergruppe in Molsheim beim Aussteigen aus dem Bus überfallen worden.
• vertrekken

Related words

• Aussteiger
• Aussteigerin