German-Dutch translations for illusion

• illusie
  Het is geen onnozele, ver verwijderde illusie. Es ist keine dumme, weit entfernte Illusion.
  Rechtszekerheid is een mythe en een illusie. Rechtssicherheit ist ein Mythos und eine Illusion.
  Nog een illusie van Maastricht die in rook opgaat. Wieder eine Maastrichter Illusion, die verfliegt!
• hallucinatie
• zinsbegoocheling
  Anders zal zij altijd zinsbegoocheling blijven. Andernfalls wird es immer ein Spiel mit Illusionen sein.
  Zelfs nu nog houdt de Duitse regering krampachtig vast aan deze fabel om de bevolking in een staat van zinsbegoocheling te houden, tot de definitieve beslissingen genomen zullen zijn. Noch heute klammert sich die deutsche Regierung an diese Fiktion, um ihrem Volk die Illusion zu bewahren, bis die endgültigen Entscheidungen getroffen sind.

Related words

• Desillusion
• desillusioniert
• desillusionieren
• Illusionskünstler
• Illusionskünstlerin
• Illusionist
• Illusionistin
• Desillusionierung
• illusionär