English-Dutch translations for husband

  • echtgenoot
    Ik heb mijn hypotheek gekregen en mijn echtgenoot heeft niet getekend. I got my mortgage and my husband did not sign it. Ik heb een oudere dame ontmoet wier echtgenoot taxichauffeur was. I met an elderly lady whose husband was a taxi driver. De medewerkende echtgenoot verdient meer dan enkel de erkenning van haar echtgenoot en gezin. The assisting spouse deserves more than just recognition from her husband and family.
  • man
    In maart overleed haar man aan kanker. In March, her husband died of cancer. Een man vroeg mij toen: wat vindt uw man daarvan? Then a man asked me this question: 'What does your husband say to that?' Mijn man is arts en enkele jaren geleden werd hij besmet door een injectienaald. My husband is a doctor and, a few years ago, he was infected by a needle.
  • eega
  • gemaal
  • levensgezel
  • remove the embedded wikilinks to the individual words. see User:Kephir/gadgets/xte#Translation_fixin
  • zuinig beheren

Definition of husband

    Trending Searches

    Popular Dictionaries

    DictionaryPro.net

    DictionaryPro.net is a free online dictionary with more than 14 million translations.

    Terms of Use   Privacy Policy   Cookies   Contact Us

    Auf DeutschEn españolPå svenskaSuomeksiEestikeelne

    Mindmax
    Content is based on Wiktionary articles.
    Text is available under Creative Commons Attribution-ShareAlike license.
    © 2004-2024 DictionaryPro.net